Meeneemheftrucks

Dossier

Meeneem­heftrucks

Meeneem­heftrucks op voertuig­en worden gezien als lading.

Voor de maximale uitsteek gelden echter afwijkende bepalingen t.o.v. ‘gewone’ lading. Dit is geregeld in art. 5.18.12 van de Regeling Voertuig­en.

Gewone lading mag 1,00 m achter het voertuig uitsteken, een meeneemheftruck:

  • 1,20 m, danwel
  • 1,50 m, indien er een verklaring is van de fabrikant van het voertuig of van de meeneemheftruck, of van de carrosseriebouwer, waarin wordt aangetoond dat de stabiliteit van het voertuig (last op de koppeling) niet in het geding is als zonder lading maar met meeneemheftruck gereden wordt.

Verklaringen

Er zijn twee verklaringen ontwikkeld om aan deze eis te voldoen.

1. De verklaring massa en overhang meeneemheftruck (hiernaast te downloaden) is een verklaring voor de meeneemheftruck, af te geven door de leverancier/fabrikant. Op deze verklaring moeten de gegevens worden opgenomen van de meeneemheftruck. Omdat de werkelijke massa van de heftruck aanzienlijk kan verschillen met de massa die op het typeplaatje staat, moet uiteraard de werkelijke massa genoemd worden.
2. De verklaring maximum massa van een meeneemheftruck achter een voertuig (hiernaast te downloaden) hoort bij het voertuig. Op deze verklaring moet aangegeven worden tot welke uitsteek (achterzijde) de meeneemheftruck achter het desbetreffende voertuig mag uitsteken.

Wanneer een meeneemheftruck meegenomen wordt en de uitsteek ligt tussen 1,20 en 1,50 meter moeten dus beide verklaringen meegenomen worden. De verklaringen zijn voor de politie een voorselectiemiddel. Bij twijfel zal er gemeten en gewogen worden.

Hoogte meeneem­heftrucks op voertuig­en

Naast de eisen voor de uitsteek, zijn er ook bepalingen omtrent de hoogte boven het wegdek (indien gemonteerd op een voertuig). Ze moeten op een bepaalde maximumhoogte boven het wegdek gemonteerd zijn, of er moet een stootbalk aanwezig zijn. De bepalingen hierover zijn per 1 januari 2018 gewijzigd:
- voor meeneem­heftrucks gemonteerd op voertuig­en in gebruik genomen na 31-12-2017, wordt een afstand van maximaal 0,65 m toegestaan tussen de onderzijde van de achterste rand van de meeneemheftruck en het wegdek.
- voor meeneem­heftrucks op voertuig­en die voor 01-01-2018 in gebruik zijn genomen, geldt dat de afstand tussen de onderzijde van het achterste wiel van de meeneemheftruck en het wegdek niet meer mag bedragen dan 0,50 m.

Hieronder artikel 5.18.12 zoals die per 1-1-2018 van kracht is gegaan:

Artikel 5.18.12 Lengtevermeerdering door deelbare lading
1 Bij het vervoer van lading met een voertuig of samenstel van voertuig­en:
a. mag de lading niet meer dan 1,00 m achter het voertuig uitsteken;
b. mag de lading niet meer dan 5,00 m achter het hart van de achterste as van het voertuig uitsteken;
c. moet een deugdelijke stootbalk zijn aangebracht op niet meer dan 0,60 m voor de uiterste achterzijde van de uitstekende lading indien de afstand van de onderzijde van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m.
De stootbalk mag niet breder zijn noch aan weerszijden meer dan 0,20 m smaller zijn dan het voertuig op de plaats waar de stootbalk is aangebracht, dan wel de breedte van de breedste achteras, met inbegrip van de wielen waarbij de bolling van de banden boven het wegdek buiten beschouwing wordt gelaten. De stootbalk en de bevestiging daarvan mogen niet zodanig zijn vervormd of breuken of scheuren vertonen, dan wel door corrosie zijn aangetast, dat hierdoor functieverlies optreedt.
d. mag de lading niet voor het voertuig uitsteken;
e. mag het zicht op de verlichting, de retroreflectoren, de richtingaanwijzers of de kentekenplaat van het voertuig niet worden belemmerd.

2 Het eerste lid, met uitzondering van lid e, is niet van toepassing op samenstellen van voertuig­en, zijnde kermis- of circus­voertuig­en.

3 Het eerste lid, onderdeel c, is niet van toepassing op:

  • a. voertuig­en of samenstellen van voertuig­en die in gebruik zijn genomen na 30 juni 1967 doch vóór 1 januari 1996;
  • b. voertuig­en in gebruik genomen vóór 1 januari 2018, indien aan de achterzijde een meeneemheftruck is bevestigd waarbij de afstand tussen de onderzijde van het achterste wiel van de meeneemheftruck en het wegdek niet meer bedraagt dan 0,50 m; en
  • c. voertuig­en in gebruik genomen na 31 december 2017, indien aan de achterzijde een meeneemheftruck is bevestigd waarbij de afstand tussen de onderzijde van de achterste rand van de meeneemheftruck en het wegdek niet meer bedraagt dan 0,65 m en deze rand zodanig vormvast is dat deze als stootbalk kan fungeren.

4 Het eerste lid, onderdeel e, is niet van toepassing indien aan de achterzijde van de uitstekende lading op gelijke wijze als op het betrokken voertuig verlichting, retroreflectoren, richtingaanwijzers of de kentekenplaat van dat voertuig zijn aangebracht.

5 Ter ondersteuning van de lading mag de laadvloer worden verlengd voor zover daardoor de in de artikelen 5.3.6, eerste lid, onderdeel a, 5.12.6, eerste lid, en 5.18.11, eerste en tweede lid, opgenomen afmetingen niet worden overschreden. Lading mag niet uitsluitend op de laadvloerverlenging rusten.

6 In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, mag een meeneemheftruck bevestigd aan de achterzijde van een voertuig, dat is ingericht voor het vervoer van goederen:
a. meer dan 1,00 m, doch niet meer dan 1,20 m achter het voertuig uitsteken;
b. meer dan 1,20 m, doch niet meer dan 1,50 m achter het voertuig uitsteken, mits met een door de fabrikant van het voertuig of van de meeneemheftruck of met een door een carrosseriebouwer afgegeven verklaring, aanwezig op het voertuig, wordt aangetoond dat de aslasten en de last onder de koppeling van het voertuig bij belading met uitsluitend de meeneemheftruck voldoen aan artikel 5.18.18, tweede, derde of vierde lid. De verklaring bevat een aanduiding van het type meeneemheftruck.

7 In afwijking van het eerste lid, onderdelen a en b, mag de uitsteek van een afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as van het voertuig niet meer dan 0,5 maal de lengte van het voertuig bedragen, zoals vermeld in het kentekenregister of na meting vastgesteld, met een maximum van 5,00 m, waarbij voor een oplegger geldt dat de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laad-structuur achter het hart van de achterste as van het voertuig niet meer mag zijn dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot achterzijde met eveneens een maximum van 5,00 m.

Relevante downloads